Voetbaloefeningen voor de techniek conditie
Doel
- Probeer zo snel mogelijk 3 ballen bij je hoedje te krijgen.
- Maak 4 tweetallen.
- Start met 12 ballen.
- Elke keer doet 1 speler van een tweetal mee, de andere speler wacht.
- De winnaar is degene die als eerst 3 ballen bij zijn hoedje heeft liggen.
- Na elke ronde gaat de tweede speler van het tweetal.
- Na elke ronde wordt er 1 bal uit het spel gehaald.
- Niet meer dan 1 bal tegelijk meenemen.
- Alleen dribbelen is toegestaan.
- De wachtende spelers mogen niet helpen of hinderen.
- Het is niet toegestaan om ballen af te pakken tijdens het dribbelen.
- Ballen mogen bij een andere speler worden weggehaald.
Doel
- Verzamel zoveel mogelijk kaarten door te scoren en voer de bijbehorende fitnessoefeningen uit.
Uitvoering
- Deelnemers schieten op doel. Bij een doelpunt mogen ze een kaart pakken.
- Elke kaart heeft een kleur die overeenkomt met een fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Het aantal op de kaart bepaalt hoe vaak de oefening moet worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld, Harten 4 betekent 4 keer opdrukken.
- Na het uitvoeren van de oefening mogen ze weer verder met schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten wint het spel.
Doel
- Verzamel zoveel mogelijk kaarten door te scoren en voer de bijbehorende fitnessoefeningen uit.
- Bij elke score mag een speler een kaart pakken.
- Elke kaart heeft een kleur: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elke kleur vertegenwoordigt een specifieke fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Voer de oefening uit het aantal keren uit dat de kaart aangeeft. Bijvoorbeeld, Harten 4 betekent 4 keer opdrukken.
- Na het voltooien van de oefening mag de speler verdergaan met schieten.
- Het groepje met de meeste verzamelde kaarten wint.
Opstelling
- Vorm twee gelijke groepen naast of tegenover elkaar.
- Plaats een paal op 8 meter afstand.
- Start met groep A tegen groep B.
- De linker kant begint tegelijkertijd.
- Ren op hoog tempo naar de middelpaal, houd het gezicht voorwaarts.
- Maak een rondje om de paal en loop door naar de overkant.
- Geef het hesje door aan de volgende speler, die hetzelfde doet in de andere richting.
- Vervang het hesje door een bal.
- De rest van de activiteit blijft gelijk.
Uitvoering
- Spring op je linkervoet en blijf 10 seconden in balans. Sprint vervolgens naar de rode lijn.
- Herhaal op je rechtervoet en sprint naar de rode lijn.
- Voer knieheffingen uit op de plaats gedurende 10 seconden. Blijf op je tenen staan en sprint naar de rode lijn.
- Doe 5 lunges op je rechterbeen en 5 op je linkerbeen. Sprint naar de rode lijn.
- Spring 3 keer zijwaarts over de lijn heen en weer. Sprint naar de rode lijn.
- Herhaal de zijwaartse sprongen, maar nu met je rug naar het veld toe. Sprint naar de rode lijn.
Uitvoering
- Groep B staat met de rug naar Groep A toe.
- Een speler van groep A loopt individueel naar de speler tegenover hem uit groep B.
- Kies een moment om de rug van de speler aan te tikken.
- Draai snel om en sprint terug achter de lijn.
- Focussen op korte, onverwachte versnellingen en actief op de tenen meebewegen.
Spelverloop
- Spelers spelen een wedstrijd, bijvoorbeeld 8 tegen 8.
- Wanneer er wordt gescoord, moet de doelpuntenmaker een potje van achter het doel pakken en bij hun eigen verzameling zetten.
- Het team dat als eerste alle potjes bij een doel heeft weggenomen, wint de wedstrijd.
Opzet
- Maak twee groepen.
- Zet een parcours uit met vier dopjes achter elkaar.
- Houd een onderlinge afstand van circa 3 meter tussen de dopjes.
- Op signaal sprint de eerste speler heen en weer naar het eerste dopje en terug.
- Bij elk volgend dopje sprint de speler verder en keert terug.
- Bij het laatste dopje keert de speler terug en tikt de volgende speler aan.
- De groep die als eerste terug is, is de winnaar.
Uitvoering
- Middelste speler rent met snelheid naar het doel met de bal aan de voet en rondt af.
- Keert terug naar de blauwe pion in een sprint en speelt de bal terug naar de speler bij de dichtstbijzijnde rode pion.
- De speler bij de rode pion dribbelt langs de flank tot ongeveer de achterlijn.
- Ondertussen keert de beginspeler terug richting het doel en vraagt de bal van de andere flank in zijn loop.
- Neemt de bal mee en rondt af buiten de rechthoek.
- De rechterflank en spits duiken in het strafschopgebied en werken de voorzet van de linkerflank af.
Uitvoering
- Speler 1 passt de bal naar speler 2.
- Speler 2 passt de bal naar speler 3.
- Speler 1 loopt achter speler 2 langs.
- Speler 3 kaatst de bal naar speler 1.
- Speler 1 passt de bal naar speler 4 en loopt door naar de pion bij speler 6.
- Speler 2 loopt schuinlinks langs speler 3.
- Speler 4 kaatst de bal naar speler 2.
- Speler 2 passt de bal naar speler 5 en loopt daarna door naar de pion bij speler 5.
- Wanneer het goed gaat, moet de snelheid omhoog. Wanneer het niet goed gaat, omlaag en moeten ze de bal altijd eerst aannemen.
- Wanneer het nog steeds goed gaat, maak je het veld kleiner.
- Speler 5 passt de bal naar speler 6.
- Speler 6 passt de bal naar speler 4.
- Speler 5 loopt achter speler 6 langs.
- Speler 4 kaatst de bal naar speler 5.
- Speler 6 passt de bal naar speler 3 en loopt door naar de pion bij speler 2.
- Speler 6 loopt schuinlinks langs speler 4.
- Speler 3 kaatst de bal naar speler 6.
- Speler 6 passt de bal naar speler 1 en loopt daarna door naar de pion bij speler 1.
Opzet
- Spelers worden verdeeld in gelijke groepen.
- Elke groep probeert zo snel mogelijk met de bal door de palen te dribbelen.
- De laatste speler van elke groep moet de bal opnemen en hem stilleggen op de kegel.
- Start met de eerste speler van elke groep die de bal dribbelt door de palen.
- De volgende speler begint zodra de vorige speler de bal heeft overgedragen.
- De laatste speler legt de bal stil op de kegel om de race te voltooien.
Opstelling
- Het team staat in twee groepen achter een pion klaar.
- Twee spelers rennen tegelijk.
- De volgende speler vertrekt wanneer het tweetal het eerste hoedje heeft gepasseerd.
- De spelers krijgen van de trainer een activiteit en doen deze één keer.
- Op de terugweg rennen ze terug en sluiten achteraan aan.
- Joggen
- Knieën omhoog
- Hak-bil
- Zijwaarts links
- Zijwaarts rechts
- Armen zwaaien naar voren
- Armen zwaaien naar achteren
- Spring over petjes met twee voeten tegelijk
- Sprint tot petje en achteruit rennen
- Schouderduw en sprint