Voetbaloefeningen
- Afstanden:
- Rechthoek van 15 bij 5 meter.
- Pion B en C 5 meter van elkaar.
- Beide 2,5 meter van zijkant en 5 meter van A en D af.
- Duur: 10 min.
- Na 5 min wisselen van richting
Uitleg:
- A speelt B in
- B laat bal op C vallen
- C speelt D in
- Op moment dat de bal bij D is moet A er zijn om de Kaats te maken.
- D kaatst op A en loopt direct door om weer ingespeeld te worden.
- A kaatst op D en D kaatst op E.
- E neemt bal mee naar beginpunt.
- Loop lijnen: A wordt B, B wordt C etc.
Aandachtspunten:
- Strakke ballen door de bal in hart te raken, lichaam iets over de bal.
- B moet de bal op C iets naar buitenkant laten vallen zodat er een vrije passlijn naar D is.
- A moet timen dat zij/hij op juiste moment aanwezig is voor de kaats met D.
- Is zij/hij te vroeg en moet zij/hij te lang wachten betekent dit in de wedstrijd dat er tegenstander in haar/zijn rug zit.
- Is zij/hij te laat moet D wachten betekent het in de wedstrijd dat de tegenstander druk op D kan zetten.
- Om concentratie te behouden let erop dat de bal bij punt A pas gespeeld wordt op het moment dat iedereen op zijn plaats staat.
Warming up 3 oefeningen +- 8 min
- 1e 6 meter sprinten naast het veld.
- zorg dat ze goed klaar gaan staan 1 been voor 1 achter
- handen naast het lichaam
- ieder 3x
- 2e oefening op 1 been staan andere been gebogen naar achteren 20 seconden vasthouden dan andere been.
- Is dit moeilijk doe je per been af val rondje wie langste blijft staan wint.
- 3e oefening is met de bal op bovenbeen-> bal op voet en beide gevallen vangen.
Dribbel oefeningen. De goals zijn 1 meter groot
- Binnen een minuut door zoveel mogelijk goals dribbelen.
- Dit kunnen ze allemaal tegelijk doen.
- Maar ze mogen niet tegelijk door een goal gaan. Zorg ervoor dat ze niet op elkaar wachten bij een goal dan moeten ze een andere goal vinden. Wordt er te vaak gewacht maak er dan 2 goals bij.
- Met 2e tallen laten dribbelen 1 bal. Scoren doe je door bal door het goaltje heen te trappen naar je partner.
- Ook hier eerst paar minuten oefenen, dan partij. Wie maakt de meeste goals binnen een minuut?
- Goals dribbelen afvalronden.
- In vak laten dribbelen op ja-teken bal laten stoppen in de goal.
- Laatste valt steeds af tot dat er 1 winnaar is.
- Bij deze oefening laat je de spelers eerst dribbelen en bal in goal laten schoppen zonder afvaller.
- Trap oefening
- 2 goals en pylons op 5 meter, 8 meter en 10 meter. Via binnenkant voet in doel schieten.
- Raak dan 1 pylon naar achter.
- Let op dat het standbeen naast de bal staat niet tegen de bal op en wijst naar de goal.
- Let op dat het schietbeen naar achter gebracht wordt en recht vooruit doorzwaaien.
- Corrigeer als ze dit niet goed doen.
- Resterende tijd; partijvorm
Omschrijving:
- Positiespel, waarbij het overtal direct druk moet zetten bij balverlies
- Positiespel, waarbij het overtal direct druk moet zetten bij balverlies
Spelvorm:
- Het rode team speelt de bal rond ofwel speelt op balbezit.
- Het blauwe team probeert de bal af te pakken.
- Als het blauwe team in balbezit is gekomen, moet het zo spoedig mogelijk proberen te scoren in 1 van de 4 doelen.
- Het rode team moet dit voorkomen.
- We spelen 9 x 5.
Afmetingen:
- 40x40
- 40x40
Coaching:
- Wordt het überhaupt druk gezet bij balverlies?
- Zo ja, door wie en door wie niet? Zo nee, waarom niet?
- Als er druk wordt gezet, hoe dan? Agressief vanuit het idee om de bal direct te veroveren of vanuit een sjoktempo?
Omschrijving
- Spelers beginnen bij pylonen
- Ballen liggen in het midden
- Spelers gaan op hun plaats trappelen
- Als trainer roept, gaan spelers richting ballen, 2-tallen bij 1 bal
- Trainer roept links en rechts, spelers gaan naar die kant toe
- Als trainer bal roept, moet je de bal met je handen pakken
- 4 pilonnen op een rij op 15 meter afstand van elkaar.
- Van de eerste naar de tweede pilon sprinten, eromheen en terug joggen naar de eerste pilon.
- Van de eerste naar de derde pilon sprinten, eromheen en terug joggen naar de eerste pilon.
- Van de eerste naar de vierde pilon sprinten, eromheen en terug joggen naar de eerste pilon.
- 4 keer herhalen, dus in totaal 12 sprints.
- Per drietallen een bal
- Begin met een afstand van ongeveer 15 meter
- Twee spelers aan de ene kant en een speler aan de andere kant.
- Eén van de spelers aan de kant met twee speelt de bal naar de speler aan de andere kant, deze speler neemt de bal aan en speelt hem naar de speler aan de andere kant, enzovoort.
- Zowel met je goede als mindere been oefenen.
Variaties:
- Na een aantal minuten maak je de afstand groter, ongeveer 20, 25, 30 meter, bij de 30 meter oefen je een wreeftrap.
- Speler blauw op de achterlijn speelt de bal schuin naar speler rood tegenover hem
- Speler rood op de achterlijn speelt de bal schuin naar speler blauw tegenover hem
- Vervolgens proberen de spelers door hoog druk te zetten te verdedigen
- Spelers die de bal hebben ontvangen, proberen te scoren
- Speler rood op de achterlijn speelt de bal schuin naar speler blauw tegenover hem
- Vervolgens proberen de spelers door hoog druk te zetten te verdedigen
- Spelers die de bal hebben ontvangen, proberen te scoren
Situatie 2
- Zodra één van de aanvallers gescoord heeft, en de ander nog niet, dan wordt er direct omgeschakeld, waardoor de situatie 1 tegen 1 / 2 tegen 2 wordt
Coaching:
- Omschakelmoment direct bij balverlies of goal
- Direct druk op de bal in man-meer situatie
- Speler met bal slalomt met een kapbeweging om de pionnen
- Speler speelt de bal in de voeten van de uitzakkende spits aan het einde van de pionnen
- Spits neemt de bal aan in de draai
- Spits schiet op de goal
- De speler die geslalomd heeft, wordt de nieuwe spits
- De spits die geschoten heeft, haalt de bal op en sluit aan in de rij om te slalommen
- De volgende speler kan beginnen als de speler voor hem/haar bij de 4e pion is; halverwege de slalom
- Er zijn 2 spelers bij de pion in de spits om elkaar sneller op te volgen
- De pion in de spits staat ongeveer op de 16 meter
- Afstand ongeveer 10 meter
- Loop oefening: eerst rustig looptempo 3x
- Spelers naast elkaar laten staan op de plaats;
- been laten optillen op heuphoogte en arm naar voren zodat de vinger tot aan schouderhoogte komt.
- Wandel daarna op tempo,
- been laten optillen op heuphoogte en arm naar voren zodat de vinger tot aan schouderhoogte komt.
- Gaat rechterbeen omhoog dan moet de linkerarm ook omhoog gaan. De rest van het lichaam blijft stil. 10x in rustig tempo
- Daarna 10x versnelt waarbij gelet moet worden dat de speler de oefening technisch juist uitvoert zoals hierboven beschreven.
Deze Oefening kan aan beide kanten worden uitgevoerd:
- Goede kaats
- Strakke pass erna
- Leg breed rand 16
- Hierna afronden op het goal.
1e oefening:
- Speler A speelt de bal in naar B en loopt naar de positie van B.
- Speler B staat open gedraaid, neemt aan en speelt hem door naar Speler C en zo verder.
- Aandachtspunt inspelen:
- de bal moet in het midden worden geraakt zodat hij laag blijft.
- de juiste techniek hier voor is je schietbeen iets optillen.
- Aandachtspunt aannemen:
- De speler die de bal aanneemt, moet niet met het lichaam naar de bal staan maar 'open gedraaid'. Dit creëer je door het lichaam te positioneren naar de speler waar je op moet inspelen en je ogen gericht op de bal.
- Spelen we de bal rond met de klok mee dan wordt de bal aangenomen met links en speel ik door met rechts.
- Andere kant op neem je aan met rechts en speel je door met links.
- Als je merk dat het te makkelijk gaat, voer je eerst het tempo op. Daarna kun je om het moeilijker te maken de aanname eruit halen en moeten ze de bal direct doorspelen.
2e oefening:
- Speler B vraagt de bal.
- Speler A speelt speler B in.
- Dan laat B de bal vervolgens vallen op speler A waarna die hem weer doorspeelt op speler C.
- Speler C laat hem dan vallen op speler B en vervolgens speelt speler B schuin naar speler D enzovoort.
Aandachtspunten:
- De speler die de bal inspeelt moet na het inspelen doorlopen zodat hij de bal kan vragen, in het midden, tussen de pionnen in
- Niet verder want dan is het effect weg bij de crosspass.
- De speler die de bal terugkaats loopt om zijn eigen pion heen om weer de bal te vragen in het midden.
- Deze speler moet bij het terugkaatsen de juiste draai maken zodat hij zijn ogen op de bal houdt.
- Zijn draai moet kort richting het vak zijn en niet van het spel af.
Bij beide oefeningen na 8 minuten wisselen van spelrichting.
Met de klok mee passen we met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Met de klok mee passen we met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.
Vierkant met 5 spelers of driehoek met 4 spelers, op afstand van ongeveer 15 meter:
- Speler bij hoedje met 2 spelers begint.
- Speelt de bal in aan de goede kant en loopt achter zijn bal aan naar het andere hoedje.
- De speler die de bal ontvangt, draait open en neemt de bal goed aan, zodat deze hem in door kan spelen naar de volgende speler.
- Zowel linksom als rechtsom oefenen.
3 of 4 spelers per set:
- Twee hoedjes op afstand van ongeveer 15 meter.
- 2 spelers aan de ene kant en 1 of 2 spelers aan de andere kant.
- 1 van de 2 spelers speelt de bal naar de andere kant en loopt door tot halverwege het andere hoedje.
- De speler aan de andere kant neemt de bal en speelt deze in naar de speler die tot halverwege is gelopen.
- Deze speler kaatst de bal en loopt door naar het andere hoedje.
- De speler die de bal terug ontvangt, neemt de bal aan en speelt deze naar de speler aan de kant waar was begonnen.
- Zo doordraaien.