Volleybaloefeningen
- Positie 4 zet de bal op
- Eerst rustig
- Verdediger pass --> SV
- SV geeft set up naar positie 4
- Men loopt steeds achter de bal aan
- Om de pionnen!
UITBREIDING:
- Als de oefening loop gaat positie 4 de bal smashen
- Aan beide kanten van het veld 3 pasers en een afvanger
- Overige spelers gaan 3 keer serveren
- Om en om per kant
- Wedstrijd meeste goede, verliezers 5 sit-ups
- Afvanger niet bewegen
- Beginnen met een rijtje
- Bal wordt in het net gegooid en je haalt de bal omhoog
- Eén afvanger die bal haalt en daarna achter aansluit
- Na 10x bank neerzetten met 2 vaste blokkers
- Bal in blok gooien en uitverdedigen
- Bal in blok slaan en uitverdedigen
- Korf neerzetten onderhands passen.
- In de korf op de 2/3.
- Bovenhands spelen van spel positie in korf op aanval.
- Onder de korfen: 1 afvanger.
1 SV
- Aantal aanvaller op 52
- Met eigen opzet van de bal
PL valt aan op 52
- Andere zijde staan 1x libero en 2 verdedigers klaar
- Pass naar TR (pos 3/4)
Rotatie
- Aanvaller wordt verdediger
- Verdediger gaat aanvallen
- Libero blijft staan!
Verdeel de groep in tweeen
- Serveerders serveren om en om:
- Serveerders gaan serveren, verdedigers --> pass naar SV (pass MOET goed)
- Verdedigers (3 in het veld en 3 wachtkamer) --> na elke pass wisselt de speler met wachtkamer
- TR staat op de 2/3 positie en hij bepaalt naar wie de punt gaat.
- Goede serve is een punt MAAR als de verdedigers deze serve beter passen gaat de punt naar de passers
WIE STAAT HET EERSTE OP 7 PUNTEN
Groep in tweeën verdelen, aanval en verdedigingskant
Aanval
Aanval
- 1 speler gooit de bal op naar de SV
- SV speelt naar Diagonaal en 52 (om en om)
- Aanvallen
Verdediging
- TR staat op 2/3
- Verdedigers pass de aanval naar de TR --> pass MOET goed
Twee groepen.
- 1 groep staat aan de ene kant van het net, de andere aan de andere kant.
- Beide groepen slaan op.
- Als de bal in het net is of buiten is moet de persoon in het veld van de andere groep gaan zitten.
- De persoon zijn teamgenoten moeten hun bal nu opslagen naar de 'dode vis'.
- Als de persoon de bal kan pakken mag die terug gaan opslagen.
- Na een bepaalde tijd roept de trainer stop en wie het minste 'dode vissen' heeft is gewonnen.
Opslag leren:
- Per twee
- 1 iemand slaat op naar de ander over het net.
- Na een tijdje wisselen.
- Onderhands of bovenhands
- Langs beide kanten van het net staan groepjes in 2.
- In dit groepje van 2 personen gooit iemand de bal en de andere doet onderhands.
- Om moeilijker te maken:
- Links & rechts gooien
- Of achteruit & voorruit gooien.
- Rondlopen over heel het terrein
- Trainer roept nummers 1, 2, 3 of 4
- De kids voeren deze uit.
- Sprong met knieën hoog
- Grond tikken en hoog springen
- Op buik gaan liggen
- Burpees
Organisatie:
- Trainers met ballenwagen op veld B
- Spelers met hoepel op veld A op 7m-lijn
- Spelers houden de hoepel met 2 handen vast
Uitvoering:
- Trainer gooit de bal in een boog over het net
- Speler komt inlopen en legt de hoepel op plek waar de bal gaat vallen
- Idem als 1, maar vangt de bal met 2 handen op navelhoogte
- Idem als 2, maar speelt de bal nu onderhands op