Volleybaloefeningen voor cmv 4
- Trainer gooit bal in de lucht
- 2 spelers lopen om het snelst naar de bal.
- Wie bal heeft gaat aanvallen
- Wie de bal niet heeft gaat doel verdedigen.
- Per 2 toetsen naar de hoepel
- De ene speler staat voor de hoepel
- Zij/hij moet naar achter lopen
- Bal kan ook kort gepast worden dus je moet ook kort verdedigen
- Receptie terug
- Opbouw
- Bij de ene kant gerichte pas
- De passeur inlopen
Geef elke speler een bal en ga bij de muur staan.
- Sta 30-40 cm van de muur.
- Bal in toetshouding boven het hoofd.
- Enkel met vingers de bal tegen de muur duwen en terug in handen vangen.
- Ellebogen staan vast en handen blijven staan, anders bal in gezicht.
- Spelers iets verder laten staan, circa 1 meter.
- Bal opgooien en toetsen tegen de muur.
- Nu wel ellebogen strekken en knieën, maak je groot!
- Bal terug vangen.
- Nu proberen op de betonbalk te toetsen. Dus hoog duwen.
- Proberen om door te toetsen.
Degenen die deze techniek goed kunnen, mogen dan over het net spelen.
- Bal voor zichzelf botsen op de grond en dan over het net laten toetsen.
- Terug via de andere kant van het lint.
- We vormen twee rijen aan de achterlijn.
- We nemen 1 bal per 2 spelers.
- Spelers spelen afwisselend naar elkaar! De laatste probeert de bal in de korf te scoren.
- Je kan die eventueel moeilijker maken door de korf voorbij het net te plaatsen zodat ze hier onderdoor moeten.
- Alles toetsen
- Alles onderhands
- Afwisselend toetsen/onderhands
- Vrije keuze - laatste speler scoort door met een bovenhandse slag de korf te raken
Veld met 8 spelers.
- Per 2 spelers waarvan 1 met de bal.
- Spelers zonder bal gaan in het midden staan.
- De spelers met bal staan elk in een hoek van het veld.
- Als TR ja zegt, bewegen de spelers zonder bal zijwaards laagzittend naar de zijkant van het veld zodat ze voor hun teamgenoot staan
- Krijgen een pass van de spelers uit de hoeken en toetsen terug.
- Daarna lopen ze terug naar het midden van het veld.
- Er zijn 2 groepen.
- Iedereen heeft een bal.
- De groepen spelen een wedstrijd tegen elkaar waarbij ze naar de overkant dribbelen.
- Aan de overkant liggen de memory kaarten.
- Als je 2 dezelfde kaarten vindt, laat je deze omgedraaid.
- Als de kaarten niet hetzelfde zijn, draai je ze weer om.
- Het doel is om zo snel mogelijk alle paren te vinden.
- Iedereen gaat schuin op de driemeterlijn staan met hun schouder naar het net gericht.
- Als de trainer 'ja' roept, gaat iedereen snel diepzitten naar het net,
- bewegen terug naar de driemeterlijn,
- dan naar de overkant van de driemeterlijn en
- vervolgens weer naar het net en terug naar de driemeterlijn.
- Met bal langs een kant.
- De andere receptie naar de pass.
- De pass vangt.
- Daarna wat moeilijker maken door te passen rechtdoor te spelen.
- Bal OH overgooien of OH opslaan
- 1 speler op de stoel.
- Wie de bal kan vangen, gaat naar de opslag.
- Wie serveerde gaat op de stoel zitten.
2 spelers met 1 bal aan iedere kant van het lint.
- OH overgooien - bal onderhands vangen
- BH overduwen - bal onderhands vangen
- BH overduwen - bal in toetshouding vangen
- BH overduwen - bal in toetshouding vangen en voor eigen naar boven toetsen/duwen
Parcours
- Eerst slalom rond kegels
- Daarna 2 x blokken aan het net
- Bal nemen in kar en naar de 2 kegels lopen
- Bal gooien in de trampoline en vangen
- Bal terug in de kar
- Springen over de hekjes
- Dobbelsteen gooien en het getal x6 aantal springtouwen
- Naar het net en dan balletje gooien bovenhands over het bloksysteem
- Persoon ervoor vangt deze