Volleybaloefeningen voor de techniek pass / toetsen / onderhands
- 2 tallen.
- 2-tal gooit de ballen aan, over het net.
- Aan de andere zijde van het net staan 3 2-tallen, en spelen om en om.
- De aan worp komt, bal afvangen met passing armen, dus nog niet spelen.
- Bal terugrollen.
- Na 2x wisselen volgend 2 tal.
- Variatie:
- Bal proberen te spelen in bak op pos. 3.
- Laag staan, gevoel in de armen, rustig spelen.
- Doel:
- balgevoel ontwikkelen, bal kunnen controleren dicht bij je lichaam.
- iedereen heeft een eigen bal, kan in combinatie met warming-up.
- Laat de bal op de rechtervuist stuiteren.
- Tot maximaal ooghoogte.
- Arm is hierbij gestrekt en zo goed als horizontaal.
- Blijf hierbij zoveel mogelijk op 1 plek staan.
- Wissel later af met linkerhand stuiteren.
- Doe nu hetzelfde terwijl je de gele lijnen volgt in een bepaald patroon.
- De voorste persoon kiest hierbij de route (let op kop-staart botsingen!); wie wil deze rol op zich nemen? (vergt nog meer concentratie en verantwoordelijkheidsgevoel a la aanvoerdersrol)
- Speel de bal met alleen je rechterhand boven je hoofd, tot maximaal 30cm hoger dan je hand.
- Bovenarm is hierbij zo'n 45 graden omhoog gericht en onderarm weer 45 graden de andere kant op; hierdoor komt je hand weer boven je schouder uit.
- De bal wordt vooral met pols en onderarm gespeeld; blijf zoveel mogelijk op 1 plek staan.
- Wissel later af met linkerhand.
- Daarna ook in patroon.
- Speel de bal in een vaste routine voor jezelf, bijvoorbeeld:
- Vierkantje:
- Onderhands R, bovenhands R, bovenhands L, onderhands L, onderhands R, ...etc. (wissel later af rechtsom)
- Kruislings:
- Onderhands R, bovenhands L, bovenhands R, onderhands L, onderhands R, ...etc.
- Met viertallen (bij voorkeur) met ieder een eigen bal.
- Ga in een vierkant staan; echt allemaal even ver uit elkaar.
- Gooi de bal naar de volgende persoon en vang aansluitend de bal die naar jou gegooid wordt.
- Eerst onderhands laten gooi en ook onderhands vangen; daarna bovenhands gooien en bovenhands vangen.
- Daarna uitbreiden door 1 bal door te spelen.
- Kies allemaal een eigen plekje tegenover de muur.
- Ga ervoor in kleermakerszit zitten, met de voeten tegen de muur.
- Speel continu bovenhands tegen de muur. (bal net boven ooghoogte)
- Let hierbij op de beweging vanuit de pols en een klein beetje met de onderarm.
- De bal stuitert op deze manier maar telkens zo'n 10cm.
- Eventueel uitbreiden door tijdens het spelen langzaam te gaan staan, 10 seconden staand doorspelen en vervolgens weer al spelend te gaan zitten.
- Laat ze daarna een route lopen langs de muur: kort stuiterend (10cm) bovenhands spelen (rechtsaf).
- Aan het einde afstand van de muur nemen tot 2 meter en bovenhands blijven spelen terwijl je linksaf loopt tot het begin dichtbij de muur stuiterend spelen.
- Iedereen achter elkaar aan; als je de bal verliest, haal je hem op en zoek je weer een plekje in de rij.
- Serveerder(S) speelt de bal riching positie 6
- 1 van de 2 passers, passed de bal riching spelverdeler(SV)
- SV speelt de bal naar links- of rechtsvoor
- Aanvaller (A) maakt de aanval af (aanvalspas naar net)
- Aanval
serveerder -> passer
passer -> aanval
aanval -> serveerder
Per twee spelverdelers drie ballen
- Eigen bal opgooien en terug opvangen.
- Derde bal wordt steeds over en weer getoetst
- Idem maar als in sprong pas
- Trainer slaat bal aan op pos 1,6.
- Spelers brengen de pass --> SV --> AV.
- Andere kant verdedigd de bal en maakt de rally af
- Plekje door aan beide kanten
- 2 tweetallen aan twee kanten van het net met 1 bal
- De bal wordt in 3-en over en weer gespeeld;
- De achterspeler passt, de voorspeler set-upt, de achterspeler komt in en speelt de bal eenvoudig over het net.
- De spelers aan de overkant doen hetzelfde
- Voor- en achterspelers rouleren dus steeds als de bal over het net is gespeeld.
- Daarna kan uitgebreid worden met een eenvoudige aanvalsslag en eventueel een harde aanvalsslag.
- 2 rijen spelers
- 1 rij op links achter
- 1 rij op rechtsachter
- Creëer met 4 pionnen een virtuele lijn waar ze achter moeten staan
- Trainer staat aan andere kant van het net en gooit bal ergens in het veld
- 1 van de 2 voorste in de rijen roept LOS of IK (afspreken)
- Deze speler passt bal over het net naar de vorige speler
- Een ronde vangen voor de volgende
- Had je de bal niet, sluit aan in de kortste rij
- A opslag naar B,
- B receptie naar SV zone, SV loopt in vanuit pos. 1 en geeft set-up naar Pos 4.
- B loopt aan en speelt bal over naar pos. 5.
- B looptonder het net door en duikt (pannecake) eigen bal uit.
- A opslag naar B,
- B receptie naar SV zone, B loopt bal na en vangt deze zelf af.
- C geeft onmiddellijk na de opslag een dropbal in 1ste Tijd, A verdedigd.
- Drie passers liggen in het veld.
- Een spel.
- Aan de andere kant staan de andere drie spelers.
- Deze slaan om de beurt vijf keer goed op.
- Als de serveerder de bal opgooit mogen de spelers staan en de rally afmaken.
- Rally uitspelen.
- Daarna wisselen.
- Twee spelers met een bal aan het net, ongeveer drie-vier meter uit elkaar.
- Twee spelers op ongeveer zes meter, ieder tegenover een speler met bal.
- Spelers aan het net gooien tegelijk een bal aan, spelers achterin passen tegelijkertijd.
- Daarna zijwaarts verplaatsen naar de andere positie.
- Netspelers gooien weer bal tegelijk aan, passers spelen weer tegelijk pass terug en verplaatsen weer.
- Na twintig passes wisselen.
- Dit kan in drie/vier tallen.
- Een speler in het midden bij drie-tal, twee in het midden bij vier tal.
- Twee spelers hebben een bal, een bij het net en een bij de achterlijn.
- Speler (rood) in het midden staat maximaal twee meter voor een speler met bal.
- Speler met bal gooit naar middenspeler, deze passt terug en verplaatst naar andere speler die net de bal heeft gegooid.
- Volgende speler gooit bal naar middenspeler (wit), deze passt terug, daarna weer verplaatsen naar de andere speler.
- Na tien keer passen wisselen van positie.
- Bij vier-tal twee spelers in het midden die tegelijk passen en wisselen van plaats om te passen.