Volleybaloefeningen voor de techniek pass / toetsen / onderhands

  • Je legt 1 mat minder neer dan het aantal spelers.
  • Je staat op de mat en je probeert de bal op de mat van de ander te gooien.
  • Lukt dit dan is diegene af en mag de wissel op de mat gaan staan.
  •  Echter als je een mat geraakt hebt moet je ook van mat wisselen.
  • Maakt niet uit welke.
  • Er staat dus steeds 1 wissel maar je bent wel steeds in beweging.
  • Je bent niet af als je de bal vangt!
  • Dan mag je blijven staan.
  • Als je de bal met 1 hand verdedigd dan ben je ook af en moet je dus weer wisselen met reserve speler.

Trainer gooit bal aan en speler vangt bal met gestrekte armen.

Idem, echter nu boven het hoofd vangen

  • Trainer gooit bal over het net en speler vangt bal met gestrekte armen.
  • Idem, echter nu bal boven het hoofd vangen
  • Idem, alleen nu gooit trainer wisselend hoog of laag over het net zodat speler zelf moet bedenken hoe te vangen.
  • Als speler bal heeft gevangen dan rolt hij de bal onder het net door naar de trainer.

Bij een grote groep moet de speler de bal in de bak doen van de trainer.

Trainer stuit bal in het veld terwijl hij op de serveerders plek staat. Speler naast hem komt inlopen en toetst de bal naar midvoor. Na toetsen neemt speler die plek over. midvoor sluit achter aan in rij bij trainer. Dit kun je heel makkelijk aan passen aan het individu. Moeilijke bal voor de betere speler enz
2 tallen met 1 bal. De een laat de bal vanuit hoog naar beneden vallen en net na de stuit moet de ander de bal toetsen en zelf vangen. Wissel.