Korfbaloefeningen voor de techniek warming-up
Zet een aantal pionnen/dopjes op 2 á 3 meter van elkaar. Maak twee rijen pionnen en verdeel het team in twee groepen.
De oefening is vrij simpel. Een pion sprinten en één pion knieën hoog. Achter elkaar door gaan
In het kort: oefeningen in het op het juiste moment pakken van ballen die stuiten of rollen.
Organisatie: per tweetal of drietal een bal.
a ) De nummers 1 en 2 van elk tweetal staan naast elkaar. Nummer 1 rolt de bal enkele meters weg. Nummer 2 moet zo snel mogelijk de bal bemachtigen, oppakken en teruggooien. Na 5 keer wisselen. Let er op dat de spelers zo snel mogelijk de bal 'pakken' door er, zodra dat mogelijk is, één hand op te leggen.
b ) Als a., maar nu gooit nummer 1 de bal met een klein boogje weg, zodanig dat deze op circa 4 meter afstand stuit (en dan een stuit van ongeveer een halve meter hoog maakt). Nummer 2 moet proberen zo snel mogelijk na de stuit de bal te bemachtigen.
c ) Als b., maar nu laat nummer 1 de bal vanaf 1,5 meter hoogte vallen vlak voor nummer 2. Deze moet weer proberen de bal zo snel mogelijk na de stuit te pakken. Het zal blijken dat vrijwel iedereen de bal rustig een eindje omhoog laat komen en dan pas de bal pakt. Fout! (in de tussentijd kan een tegenstander gauw nog even de hand op de bal leggen). Precies op het moment dat de bal omhoog gaat komen, moet de hand op de bal worden gelegd. Pak die bal!
Weer eens even wennen aan het veld.
Drie palen in driehoek. Drie lopende spelers. Vanaf de pillon zet je aan. Denk om techniek.
1) doorloopballen nemen. Drie scoren is wisselen
2) wijkbal nemen. Een scoren is wisselen
3) Doorloopbal bovenhands
4) Doorloopbal achterwaards
5) samen 10 scoren.
- 1 aangever gooit de bal aan de persoon voor de korf vervolgens komt hij tot schot als de bal is gevangen onder de korf gaat hij vervolgens naar binnen en neemt een doorloopbal tot slot neemt hij daarna een korte kans.
- Puntentelling:
- Schot telt 2x
- Doorloop telt 1x
- Korte kans telt 1x
- Je kan dit als volgt spelen bijvoorbeeld wie als eerst bij de 20 is Of
- 1min lang en dan kijken per korf wie die meeste punten heeft
- 15 doorlopers onderhands
- 10 uitwijkers rechts
- 10 uitwijkers links
- 15 bovenhandse doorlopers
! Alle kids bij elkaar
De kinderen vormen een lange slang en beginnen in looppas achter elkaar aan te lopen. Ondertussen veranderd de trainer de oefeningen door te roepen: huppelen, knie heffen enzovoort. Na alle oefeningen krijgt de achterste persoon de opdracht de gehele groep zigzaggend in te halen door een sprint te trekken. Als ze vooraan aankomt is zij de voorste en loopt in rustige looppas door.
! Extra oefening: Om er nog een leuk spel element aan toe te voegen zet je 1 persoon voor de slang. Deze persoon moet proberen de staart van de slang aan te raken door actie te maken. De slang moet in beweging blijven en een blok proberen te zetten, zodat de staart niet geraakt word.
- Er wordt een circuit opgezet van hoepels, pionnen, banken en korven.
- Er worden 2 teams gemaakt, nummer 1 van elk team start.
- Je gaat onder de hoepel, achteruit verdedigend tussen de pionnen, 10x opdrukken op de bank en als laatst moet de bal gescoord worden via een doorloopbal.
- Per groep moeten er 15 doorloopballen in!
Verdeel de totale groep in gelijke teams van 2, 3 of 4.
Elk team heeft 1 paal als "Thuisbasis".
- We beginnen met 1 bal.
- Teams gaan aanvallen op elkaars korven.
- Als er op een korf gescoord wordt, is dat team uit.
- Doorgaan tot er nog maar 1 korf over is. Zij winnen dit spel.
- Naar inzicht extra ballen in het spel brengen voor het tempo
Palen in cirkel rond de middenstip, op zo'n 10 meter afstand(redelijke doorloopafstand).
Onder elke paal 1 persoon met bal.
Rest in het midden.
- Op een vrije paal doorloopbal nemen
- Om de 3 doelpunten wisselen bij korf.
- Na elke doorloper eerst weer terug naar het midden.
- Eventueel variëren met doorwisselen/korte kansen etc.
Tweetallen, er worden rondjes gerend om de cirkel pionnen.
- Bij een 'JA' neem je zo snel mogelijk een doorloopbal.
- Daarna rent de ander rondjes om de cirkel.
- Bij een serie van 4 heeft het tweetal een punt.
Ga tot de drie punten.
Zet een vak uit, van ongeveer 6 bij 6.
- Een iemand is de tikker, en moet iedereen aftikken.
- De overige mensen hebben 2 ballen tot hun beschikking die ze mogen overspelen.
- Je mag niet getikt worden op het moment dat je de bal in je handen hebt. Dus als de tikker naar iemand toe rent, moet je snel de bal naar deze speler gooien. Natuurlijk mag je niet eindeloos de bal vasthouden.
Balbehendigheid
- Elk kind krijgt een bal
- De kinderen doen de oefeningen van de trainsters na
- Je draait de bal rond je buik
- Je gaat door je knieën staan en maakt een 8-beweging door je benen met de bal
- Je staat rechtop en gooit de bal van de ene hand over je hoofd naar de andere hand (breedte of lengte)
- Je heft je knieën en ondertussen maak je 8-bewegingen door je benen met de bal
- Je herhaalt deze opdrachten een aantal keer