facebook pixel

Voetbaloefeningen

  • Oefening hoekschop 15 minuten.
  • Coach op waar ze moeten staan en welke looplijnen van ze verwacht wordt. 
  • Pas lopen als de bal gespeeld word. 
  • Geen vaste instructie, loop niet op elkaar. 
  • Bij mogelijkheid gelijk schieten. 
  • Wanneer er niet gescoord word meer overtal maken bij aanvallers. 
  • Doelstelling is dat er gescoord word bij even aantal tegenstanders.
  • Laat aanvallers vaak wisselen van positie. 
drawing Dood spelmoment - Hoekschop
  • Bal in hand: 
    • Telkens voor de stok gooien en bal vangen.
    • Midden naar elkaar gooien langs de korte zijde.
    • Vervolgens derde stok wederom zelfde als eerste stap.
  • Bal in voet: 
    • Tik bal met links voor stok en neem aan na stok.
    • Midden pass langs korte zijde.
    • Vervolgens derde stok weer zelfde als eerste stap.
  • Trainers: 
    • 3x stok geel en 3 x stok rood.
    • In het midden geel en rood naast elkaar. 
drawing Coördinatie bal in hand en voet
  • Twee rijen spelers
  • 1 rij is aanval
  • 1 rij is verdediging
  • Trainer speelt de bal op een willekeurige aanvaller in
  • Verdediger moet de aanvaller in de rug lopen om te verdedigen
  • Aanvaller moet op de tijd de bal terug kaatsen


  • Opletten op:
    • goed inspelen
    • goed aannemen
    • goed kaatsen 
drawing Kaats met een verdediger in je rug
  • Leg in 12 minuten een zo groot mogelijke afstand af.
  • Rondom voetbalveld pionnen op elke 10 meter. 
  • Na 12 min stopt de speler op de plek waar hij dan staat. 
  • De afstand tot het pionnetje achter hem/haar telt. 
  • Staat de speler tussen pion 14 en 15 telt de afstand van 140 meter (plus het aantal volledig afgelegde rondes)

verbeteren-passen-trappen-1-2-dribbelen-en-communicatie

Inhoud 

  • Nr 1 speelt de bal in op nr 2
  • Nr 1 geeft aan dat hij geen tijd heeft
  • Nr 2 komt in de bal en legt de bal terug naar nr 1
  • Nr 1 speelt de bal in op nr 3
  • Nr 3 komt in de bal en dribbelt naar nr 1
  • Na verloop van tijd wordt er gespeeld
  • via nr 4 waarbij het andere been getraind


Opbouw van de oefenvorm

  • Bij nr 1 spelers met een bal
  • Bij nr 2 speler zonder bal
  • Bij nr 3 twee spelers zonder bal
  • Doorschuiven van nr 1 naar nr 3
  • Afstanden vergroten/verkleinen
  • Inspelen op het buitenste been
  • Oogcontact en in de bal komen
  • Bij nr 2 een verdediger erbij plaatsen wordt Nr 1 roept "kaats" (communicatie)


Coaching Materiaal

  • Bij nr 2 eerst weg van de bal om vervolgens in de bal te komen 
  • Wanneer nr 1 controle over de bal heeft, dan pas in de bal komen
  • Zorgen dat men niet tekort op elkaar komt te spelen dat is nl makkelijk te verdedigen
  • Help je medespeler door "kaats" aan te geven
  • Opletten dat het juiste been wordt gebruikt

het-verbeteren-van-schieten-op-doel

Organisatie:

Verdeel de ploeg in 2 groepjes. Iedereen een bal. Elk groepje bij een doel met keeper. Er word op verschillende manieren op het doel afgewerkt.

Oefening A is met een kaats. De spelers moeten de bal met de buitenkant van de voet klaarleggen zodat ze hierna in een vloeiende beweging op het doel kunnen schieten.

Bij oefening B krijgen ze de bal van de zijkant aangespeeld. De bal word met links aangenomen waarna ze met rechts schieten. Komt de pass van de trainer van links, dan word met rechts aangenomen en met links geschoten.

Bij oefening C komen ze op de trainer af en kappen de bal af met de binnenkant of de buitenkant van de voet. Na de kapbeweging moeten ze proberen direct te schieten.

Aandachtspunten:

Kijk naar hun standbeen op het moment van schieten.
Schatten ze de balsnelheid goed in?

  • Positiespel overspelen 15- 20 minuten.
  • Ga van makkelijk na moeilijk:
    • Niveau 1, 7 of 8 tegen 3. (gaat de bal tussen de 15 en 20 keer rond dan door naar volgende niveau, de niveaus gaan over weken en niet binnen 1 training) 
    • Niveau 2, 7 tegen 4.
    • Niveau 3, 7/6 tegen 5. (10 keer rond is volgende)
    • Niveau 4, 6 tegen 6.
  • Coachen op makkelijke bal zoeken en proberen de bal de ruimte in te passen. 
  • Wanneer een niveau niet lukt maak het veld dan wat groter of ga een niveau terug. 
  • Proberen je techniektraining positief te coachen wanneer je de handeling ziet in positiespel (denk aan open draaien of kaatsen)
  • BB is veld groot maken, BBT is veld klein maken.
drawing Positiespel overspelen


ladderen-2

1. Begin in de startpositie met het gezicht naar de loopladder toe.

2. Stap met uw linkervoet in het eerste vakje van de loopladder en sluit uw rechtervoet bij (zorg er voor dat uw hakken de grond niet raken).

3. Ga vervolgens voorwaarts op bovenstaande manier de loopladder door.

4. Wissel de startvoet om de beurt af.

5. Probeer ook een om de oefening andersom uit te voeren, u begint dus met uw rug naar de loopladder toe.

ladderen-21. Begin in de startpositie met uw gezicht naar de loopladder toe.
2. Spring met beide voeten tegelijk voorwaarts waarbij uw linkervoet naast het eerste vakje van de loopladder belandt en uw rechtervoet in het eerste vakje. U maakt als het ware een ski beweging.
3. Spring gelijk door waarbij uw linkervoet nu in het eerste vakje van de loopladder landt en uw rechtervoet naast het tweede vakje van de loopladder.
4. Zorg er voor dat u aan het einde van de loopladder op volle snelheid bent.

ladderen-2
1. Begin in de startpositie met uw gezicht naar de loopladder toe.
2. Deze oefening wordt enkel uitgevoerd met 1 voet. Spring met uw linkervoet in het eerste vakje en hinkel vervolgens schuin naar voren waarbij uw linkervoet naast de tweede trede van de loopladder landt.
3. Hinkel naar het tweede vakje en hinkel schuin naar voren waarbij u nu rechts naast de derde trede landt. 

4. Zorg er voor dat u aan het einde van de loopladder op volle snelheid bent, let echter wel goed op uw houding en land enkel op de bal van uw voet (dus de hak raakt de grond niet aan).
5. Wissel de startvoet af.

ladderen-21. Begin in de startpositie met uw gezicht naar de loopladder toe.
2. Spring met beide voeten in het eerste vakje van de loopladder en spring gelijk schuin naar voren waarbij uw voeten naast de tweede trede van de loopladder landen.
3. U sprint door naar het tweede vakje van de loopladder en springt nu schuin naar voren maar landt nu rechts naast de trede. U maakt dus een zigzag beweging.
4. Zorg ervoor dat u aan het einde van de loopladder op volle snelheid bent.

ladderen-21. Begin in de startpositie met uw gezicht naar de loopladder toe.

2. Stap met uw rechtervoet in het eerste vakje van de loopladder.

3. Ga met uw linkervoet achter uw rechtervoet langs en plaats deze naast het eerste vakje van de loopladder schuin achter uw rechtervoet. 

4. Plaats uw rechtervoet naast het eerste vakje van de loopladder naast de linkervoet.
5. Stap met uw linkervoet in het tweede vakje van de loopladder en ga nu met uw rechtervoet achter uw linkervoet langs en plaats vervolgens uw linkervoet weer naast de rechtervoet.
6. Vervolg deze stappen voor de gehele loopladder.


ladderen-21. Begin in de startpositie met uw gezicht naar de loopladder toe.
2. Stap met uw linkervoet in het eerste vak van de loopladder en sluit uw rechtervoet bij in het eerste vakje van de loopladder.
3. Zodra uw rechtervoet in het eerste vakje van de loopladder landt verplaatst u uw linkervoet naast het eerste vakje van de loopladder.
4. Spring met uw rechtervoet recht naar voren zodat deze in het tweede vakje van de loopladder uitkomt en sluit uw linkervoet bij.
5. Zodra uw linkervoet is aangesloten springt u met uw rechtervoet naast het tweede vakje van de loopladder.
6. Vervolg de bovenstaande stappen voor de rest van de loopladder.

  • Bovenste oefening:
  • Nr 2/5 heeft de bal. 
  • Een van deze twee start met de bal en speelt nummer 6 in. 
  • Nummer 6 kaatst de bal terug naar nummer 2, nummer 10 maakt ondertussen , samen met nummer 7 ,zijn voor actie. 
  • Nummer twee speelt nummer 10 in. 
  • Nummer 10 speelt de bal diep op nummer 2. 
  • Nummer 2 neemt de bal aan de voet mee. 
  • Nummer 7 en 9 positioneren zich voor het doel terwijl nummer 2 de bal voorbrengt.


  • Onderste oefening:
  • Nummer 6 en 8 spelen om de beurt de bal in naar nummer 10. 
  • nr 8 speelt bij voorbeeld in naar nummer 10. 
  • Nummer 10 kaatst de bal naar nummer 6. 
  • nummer 6 speelt de bal kort voor nummer 2. 
  • Nummer 2 speelt de bal op nummer 7,die en voor actie heeft ingezet naar binnen toe zodra nummer twee starten met lopen. 
  • Nummer speelt de bal en de diepte voor nummer twee. 
  • Nummer 7, 9, 11 maken hun loop actie naar het doel toe. 
  • Nummer 10 komt op de 16 meter lijn te staan voor de afvallende bal.


Wisselingen posities:

  • Nummer 6 8 en 10 wisselen van positie. De speler die de bal inspeelt komt op de positie te staan van de speler die de bal diep speelt voor nr 2 of nr 5. 
  • De speler die de bal diep speelt wisselt met nr 10. 
  • Nr 10 komt te staan achter een van de twee waar de minste mensen staan.
  • nummers 7 en nummers 2 wisselen af van positie.
  • Nummers 5 en nummers 11 wisselen af van positie.
drawing aanval
  • Bij de volgende oefeningen is het van belang dat de spelers in beweging blijven. 
  • Hierbij is een snelle circulatie van de bal van belang. 
  • Wanneer je didactisch te werk gaat kan je de oefening, indien correct uitgevoerd, weerstand voor de spelers toevoegen. 
  • Een derde variatie binnen deze oefening is het laten kiezen door de spelers zelf. 
  • Hierbij maakt de speler 8/7 samen met de 6 en de 10 de keuze tussen variant 1 en 2.
drawing afronden
  • 3 witte spelers blijven staan. 
  • Middenspeler mag wel positie laten overnemen door kopse kant. 
  • Witte spelers zijn altijd bij team balbezit. 
  • We gaan uit van 1x raken. Maximaal 2x.
  • Verovert blauw de bal dan maken die snel groot.
  • Verovert rood de bal dan maken die snel klein.
drawing 7 versus 4 met overgang groot-klein
  • Deze oefening uitvoeren met binnenkant voet.
  • Afstand tot pion weerszijde 5 meter.  
  • Per team 1 trainer die punten telt 
  • Aan één kant beginnen en spelers aan overzijde laten trappen.

  • pion omschieten 3 punten. 
  • pion aan voorkant raken maar niet om dan 1 punt. 
drawing Pion schiet spel