Volleybaloefeningen voor de techniek algemeen
- 2 groepen maken elke groep aan een kant van het net.
- bovenhands over het net.
- als je gespeeld heb sluit je achteraan in de rij.
- later onderhands
Benodigdheden: pionnen + tennisballen
- 2 tallen; per tweetal 1 tennisbal en 1 pion
- A gooit de tennisbal met een boog naar B
- B vangt de bal dmv de bovenhandse techniek met de pion
- Gaat dit goed -> korte bal/lange bal afwisselen
- en/of zijwaartse verplaatsing dus links of rechts van de persoon gooien
- 6 of meer spelers waarvan 2 vast op de zijlijn staan en deze spelen bovenhands of slaan.
- De andere 4 staan per tweetal tegenover de andere twee op de zijlijn.
- De twee spelers spelen bovenhands de bal naar de andere kant.
- De pass wordt gebracht en na de pass zet je stap naar voren dan zijwaartse verplaatsing en stap naar achteren. Repeat.
- Leer 'door' de pass te bewegen.
- Wij houden van dynamisch passen.
- Variant om de bal niet bovenhands aan te spelen maar in controle te slaan.
Doel van de oefening:
Lichaam leren dat je nooit moet opgeven.
Uitleg van de oefening:
- In volleybal zijn we zo geconditioneerd dat nadat de bal op de grond is gekomen, iedereen ophoudt met spelen.
- Hierdoor krijg je weleens spelers de hoofden al laten zakken voordat de bal op grond is gekomen.
- Door deze zeer leuke spelvorm, leer je je lichaam om ook na de stuit gewoon door te gaan.
- Je zal zien dat je je lichaam laat wennen aan het nooit opgeven.
- Je speelt een wedstrijdje.
- Als de bal op de grond komt dan ga je erachteraan, terwijl jij als coach telt hoe vaak de bal de grond raakt voordat uiteindelijk de bal omhoog wordt gespeeld.
- Stel Team A heeft na 6 stuiters de bal omhoog gekregen, dan moeten zij eerst 6 keer overspelen onderling om vervolgens pass, set-up en aanval te maken.
- Punten krijg je als de bal niet meer stuitert, maar rolt en als de bal in totaal 20 keer gestuiterd heeft.
- Dus trainer, je zult mee moeten tellen!
1 speelt bovenhands naar 2
2 speelt bovenhands terug en verplaatst afwisselend 3 meter naar links of rechts
en gaat terug naar de uitgangs positie
1 speelt de teruggespeelde bal direct links of rechts van 2 wisselen na 2 mint. VARIATIE: 2 speelt onderhands
https://www.youtube.com/watch?v=nA-aXXA5ex8
- Tweetal één bal.
- Speler 1 gooit de bal lang en daarna kort.
- Speler 2 speelt onderhands terug.
- eerst lang daarna kort en loopt daarna terug.
DEEL A: N3/4: 10 minuten.
- Passen: Rijtje beetje achterin het veld. Iedereen heeft een bal, trainer aan het net.
- Speler gooit de bal naar de trainer.
- Trainer gooit de bal terug naar de speler. MET EEN BOOGJE!
- Speler passt de bal naar de trainer.
- Trainer gooit de bal over het net naar de andere kant.
- Speler haalt de bal op en sluit achteraan in het rijtje.
Let op! Ondertussen goed opletten op:
- Voetenstand; een voet voor, niet te ver uit elkaar.
- Met de benen spelen, niet met de armen.
- Bal mag niet over het net heen, dus armenstand; niet te grote hoek maken.
DEEL A: N5: 10 minuten.
- Passoefening.
DEEL B: N3/4/5: 10 minuten.
- Serveren op eigen niveau.
- links achter, midachter rechts achter op positie
- 3 blokkeerders
- de rest aan de andere kant bal
- bal wordt ingebracht wanneer de verdedigers op positie staan
- links en rechts achter beginnen op 3 meter lijn. midachter begint op dubbele lijn
- wie het snelst de bal pakt
- coach roept: hoofd, knieën, tenen, neus en dan bal.
- bij bal dus wie het snelst de bal pakt
- Iedereen staat door hun knieën naar elkaar toe.
DOEL
Bal over tikken voor meer Bal gevoel
ORGANISATIE
Tweetallen tegen over elkaar
UITVOERING
- Spelers tikken de bal over van hun linker vuist (arm) naar hun rechter en hierna naar de spelers tegen over. Deze doet het zelfde.
- Variaties precies het zelfde (herhaalt) doen wat de persoon tegenover je doet.
- Variaties met knieën
- Variaties met voeten
- Variaties met koppen
- Het gaat hier om meer bal controle te krijgen.
Hierna gewoon inspelen.
- Trainer gooit/serveert de ballen in het veld. 4 kids in team opstelling spelen deze bal in 3 keer terug.
- Rest van de spelers zorgt dat de ballen in de ballenkar komen.
- Na 3 ballen doorwisselen (ook met de kinderen die ballen halen)