Volleybaloefeningen voor de techniek algemeen
- spelers op 6 meter afstand,1 bal.
- 1 speelt bovenhands naar 2
- 2 onderhands voor zichzelf en bovenhands naar 1
- 1 verdedigt voor zichzelf en bovenhands naar 2
- Enz.
- Doel:
- Bal in het spel houden
- VARIATIE:
- i.p.v. bovenhands overspelen: rustig aanvallen
Trainers gooien bal aan over het net en speler:
- Bal in het veld gooien laten stuiteren en er overheen stappen.
- Vangt oh de bal
- Vangt bh de bal
- Vangt zittend de bal
- Vangt met 1 knie op de grond de bal
- Gaat liggen op de grond en laat bal op de billen vallen.
https://www.youtube.com/watch?v=nA-aXXA5ex8
- Tweetal één bal.
- Speler 1 gooit de bal lang en daarna kort.
- Speler 2 speelt onderhands terug.
- eerst lang daarna kort en loopt daarna terug.
- Tweetal één bal.
- Speler 1 gooit de bal lang en daarna kort.
- Speler 2 speelt onderhands terug. eerst lang daarna kort en loopt daarna terug.
- Na vijf keer wisselen.
Opstelling: verschillende rijen achter elkaar achter de achterlijn.
- Luiaard: zitten met de rug naar de overkant, benen gestrekt. D.m.v. voortrekken met de handen aan de overkant geraken.
- Zeehond: plat op de buik --> opnieuw voortrekken met handen om aan de overkant te geraken.
- Spiderman: op handen en voeten, telkens tegenovergestelde hand en voet tesamen verplaatsen: LH + RV & RH + LV
- Berenloop: op handen en voeten naar de overkant
- Apenloop: handen + armen voorover laten hangen, tot bijna op de grond (zoals een aap) en zo naar de overkant.
- Pauw: stappen, rustig, telkens been/knie omhoog brengen totdat die een rechte hoek vormt met het bovenlichaam.
- Kangoeroe: idem pauw, maar dan sneller/meer al huppelend.
Variatie:
- I.p.v. als estafette/race te doen, kunnen de spelers ook rondlopen en op een bepaald signaal de beweging, die bij een bepaald dier hoort, uitvoeren.
- Je kan de oefeningen over een heel terrein of een half terrein laten uitvoeren.
Opstelling: kring/rechthoek (op half veld)
- Dribbelen met rechterhand
- Dribbelen met linkerhand
- Afwisselend dribbelen
- Probeer al dribbelend te knielen (knie per knie) --> zitten --> liggen
In duo's de bal overgooien in combinatie met lichaamsbalans.
- Staan op 1 been (solo oefening)
- Gooien met 2 handen
- Gooien met 1 hand
=> Na elke worp met de bal de grond tikken (= voorover buigen + armen gestrekt = zo grond tikken) + elke 5 ballen van been veranderen per oefening.
- Nu overgooien met 2
- Met 2 handen vanuit de nek via een bots naar de andere passen
- Met 1 hand: hard & strak gooien.
- Met andere hand: hard & strak gooien.
=> Na actie: elke persoon heeft 2 potjes + 1 tennisbal. Als ze de bal hebben gegooid naar de tegenspeler, verplaatst hij/zij de tennisbal van de ene naar het andere potje.
Per 2 heeft elk een letter A of B. We lopen door elkaar en op het signaal gaat A B tikken of omgekeerd, de trainer beslist.
Loopvariaties:
- Achterwaarts lopen
- Zijwaarts verplaatsen
- Kruispas
- Huppelend
- Hielen tegen zitvlak
- Knieën hoog
- ...
'Tik'-variaties:
- Door de benen kruipen
- Haasje over
- Toertje rond de persoon lopen
- Hielen tikken
- Klapspelletje/-routine uitvoeren
Opstelling: 2 à 4 personen in het vierkant (gemaakt door bijvoorbeeld 4 banken) met de ballen, de rest er rond.
- De personen in het vierkant gooien de ballen uit het vierkant.
- De personen rond het vierkant halen de ballen en gooien/leggen ze terug in het vierkant.
- De 'kant' waar, bij het stopsignaal, de minste ballen liggen, heeft gewonnen.
variatie op Kings Court: winnaars gaan naar het winnaarsveld, verliezers stappen uit en 3 nieuwe spelers stappen in.
- 3 spelers per helft (hele veld)
- trainer brengt 1e bal in in het veld van het nieuwe team
- max 2 keer spelen per helft
- niet smashen, niet springen, geen lobjes
- communicatie per team onderling is noodzaak
- hele veld moet verdedigd worden (is haalbaar)
- ballen die van de andere kant komen zijn niet hard maar geplaatst.
DEEL A: N3/4: 10 minuten.
- Passen: Rijtje beetje achterin het veld. Iedereen heeft een bal, trainer aan het net.
- Speler gooit de bal naar de trainer.
- Trainer gooit de bal terug naar de speler. MET EEN BOOGJE!
- Speler passt de bal naar de trainer.
- Trainer gooit de bal over het net naar de andere kant.
- Speler haalt de bal op en sluit achteraan in het rijtje.
Let op! Ondertussen goed opletten op:
- Voetenstand; een voet voor, niet te ver uit elkaar.
- Met de benen spelen, niet met de armen.
- Bal mag niet over het net heen, dus armenstand; niet te grote hoek maken.
DEEL A: N5: 10 minuten.
- Passoefening.
DEEL B: N3/4/5: 10 minuten.
- Serveren op eigen niveau.