Basketbaloefeningen voor de techniek schieten
Uitvoering
- De spelers dribbelen langs de buitenlijn van het veld.
- Op verschillende punten langs de lijn positioneert een trainer, coach of hulptrainer zich om te proberen de bal te onderscheppen.
- De spelers passeren de coach door middel van een schijnbeweging of door snel van hand te wisselen. Ze zijn hier vrij in.
- Laat de spelers dribbelen met zowel hun sterke hand als hun zwakkere hand.
- Wanneer de spelers bij de basket komen, mogen ze proberen te scoren met een lay-up.
Doel
- Verzamel zoveel mogelijk kaarten door te scoren en voer de bijbehorende fitnessoefeningen uit.
- Bij elk doelpunt mag de speler een kaart pakken.
- Elke kaart heeft een kleur: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- De kleur van de kaart bepaalt de fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Voer de oefening uit het aantal keren uit dat op de kaart staat. Bijvoorbeeld, Harten 4 betekent 4 keer opdrukken.
- Na het voltooien van de oefening mag de speler weer schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten aan het einde wint.
Doel
- Verzamel zoveel mogelijk kaarten door te scoren en de bijbehorende oefeningen uit te voeren.
- Deelnemers schieten op de basket en mogen een kaart pakken als ze scoren.
- Elke kaart heeft een symbool: klaver, schoppen, harten of ruiten.
- Elk symbool staat voor een specifieke fitnessoefening:
- Harten: Opdrukken
- Schoppen: Squat
- Klaver: Burpee
- Ruiten: Lunges
- Na het pakken van een kaart, voert de speler de bijbehorende oefening uit, het aantal keer dat op de kaart staat. Bijvoorbeeld, Harten 4 betekent 4 keer opdrukken.
- Na de oefening mogen ze weer verder met schieten.
- Het groepje met de meeste kaarten wint.
Uitvoering
- Drie spelers voeren een "weave" uit.
- Speler 1 rondt de aanval af met een score.
- Speler 2 en 3 ontvangen een pass aan de zijkant van het veld en nemen een schot.
- Na hun schot pakken ze hun eigen rebound.
- Het doel is om binnen 1 minuut en 30 seconden samen 100 punten te scoren.
Uitvoering
- Spelers verdelen zich over twee baskets.
- Iedere speler schiet steeds twee vrije worpen.
- Na de vrije worpen, ongeacht raak of mis, rent de speler een sprint op en neer over het hele veld.
- Het is belangrijk dat ze goed aanzetten en 100% geven.
- Na het sprintje gaan ze terug naar de vrije worplijn en schieten weer twee vrije worpen.
- Spelers bouwen hun conditie op en simuleren een wedstrijdsituatie waarbij ze tijdens hun vrije worpen ook rust moeten nemen.
Uitvoering
- Probeer 10 vrije worpen te scoren.
- Als je de eerste vrije worp scoort, mag je de tweede nemen.
- Als je de eerste worp mist, sprint je twee keer heen en terug.
Uitvoering
- 2 spelers starten op de kop van de paint.
- Tussen beide spelers staat een stoel met een bal.
- Beide spelers sprinten eerst naar de baseline.
- Wie het eerst bij de bal is, mag in de paint aanvallen.
- De oefening gaat door totdat er gescoord is.
Uitvoering
- Een speler neemt vrije worpen.
- Twee andere spelers staan achter de speler die de vrije worp neemt, volgens de spelregels.
- Zodra de bal is gegooid, gaan de drie spelers voor de rebound.
- Als de speler die de vrije worp nam de bal heeft, mag hij een nieuwe vrije worp nemen.
- Als hij de rebound niet heeft, worden de drie spelers vervangen door de volgende drie.
Uitvoering
- Speler B past de bal naar speler C.
- Speler B loopt naar de kegel en ontvangt de bal.
- Speler B maakt een lay-up.
- Speler B sluit aan in rij C.
- Speler C past de bal terug naar rij B.
- Speler C neemt de rebound van speler B.
- Speler C gaat naar rij A.
- Speler A past de bal naar speler B.
- Speler A sluit aan in rij B.
Uitvoering
- 3 aanvallers tegen 2 verdedigers, met elke keer doorschuiven.
- De verdedigers moeten elkaar helpen als er een aanvaller vrijstaat.
- De aanvallers leren een situatie met een man meer benutten en afwerken.
- Verbeteren van snelheid, precisie, goede passes en teamspel.
Doel
- Break trainen in een wedstrijdachtige situatie
- Centers, Guards en Forwards vanaf U14, 6 of meer spelers
- 1 bal, twee baskets
- 2 teams met verschillende shirtkleuren
- Spelers lopen rondom de cirkel
- Zodra de coach schiet, gaan zij rebounden
- De partij die de bal verovert, loopt een break naar de andere kant
- Geen schot binnen 5 seconden = opdrukken + andere team neemt uit op de achterlijn
- Na score of verdedigingsrebound loopt het andere team een break terug
- Outlet positie en -pass
- Flyer aan de andere kant op volle snelheid weg
- Uitvoeren op topsnelheid
- Na score direct innemen met overhead pass
- Twee partijen om en om opgesteld in 2 rijen
- Spelers tippen de bal via het bord naar elkaar (springen en tippen zoals bij een tip-in) en sluiten achter aan de andere rij aan
- Op signaal van de trainer loopt de partij die op dat moment de bal pakt een break op de andere basket
- Het andere team verdedigt
- Bij een oneven aantal valt het grootste team altijd aan en is er automatisch een overtal situatie
Uitvoering
- Zorg ervoor dat alle spelers een bal hebben.
- De speler begint bij het paaltje naast de bucket.
- De speler dribbelt naar de basket.
- De speler stopt op twee voeten voor een jumpshot.
- De speler begint aan het twee-tellen-ritme voor een lay-up:
- Vanaf de rechterkant: eerst rechtervoet, met linkervoet afzetten.
- Vanaf de linkerkant: eerst linkervoet, met rechtervoet afzetten.
- De speler pakt eigen rebound en dribbelt om het paaltje heen.
- De speler zigzagt door de paaltjes.
- De speler sluit daarna weer aan in het rijtje bij de basket.
- Wie als eerste groep 20 scores heeft, wint.
- Bij een grote groep kan deze activiteit aan beide kanten van het veld worden gedaan.