Voetbaloefening: passvorm met open draaien
Geschikt voor de volgende technieken: passing
Passvorm met open draaien
Passvorm 1
- Speler A speelt de bal naar Speler B en neemt de positie van Speler B over.
- Speler B staat open gedraaid, neemt de bal aan en speelt door naar Speler C.
- Inspelen: Raak de bal in het midden zodat deze laag blijft. Til je schietbeen iets op voor de juiste techniek.
- Aannemen: Sta open gedraaid met je lichaam naar de speler waar je naartoe speelt en houd je ogen op de bal gericht.
- Met de klok mee: Neem aan met links, speel door met rechts. Tegen de klok in: Neem aan met rechts, speel door met links.
- Verhoog het tempo als het te makkelijk gaat.
- Haal de aanname eruit voor meer uitdaging; speel de bal direct door.
- Speler B vraagt de bal.
- Speler A speelt in op Speler B, die de bal laat vallen op Speler A.
- Speler A speelt door naar Speler C, die de bal laat vallen op Speler B.
- Speler B speelt schuin naar Speler D, enzovoort.
- Na inspelen moet de speler doorlopen om de bal te vragen tussen de pionnen.
- De speler die terugkaatst, loopt om zijn pion en vraagt de bal in het midden.
- Bij het terugkaatsen moet de speler kort draaien richting het vak en niet van het spel af.
- Wissel na 8 minuten van spelrichting.
- Met de klok mee passen met rechterbeen, tegen de klok in met linkerbeen.